Het grootste deel van de Amerikaanse bevolking werd heel erg getroffen door de Grote Depressie. Op Zwarte Donderdag verloor al een heel groot deel van de Amerikaanse bevolking haar geld doordat de banken dit niet konden terug betalen. Ook ging er veel geld verloren aan de aandelen die ineens niets meer waard waren. Op een dag ging er dus al heel veel geld verloren. Dit was de eerste, maar vooral niet de laatste tegenslag voor de bevolking van de Verenigde Staten. Het tweede probleem voor de bevolking ontstaat nadat er zoveel geld verloren is gegaan: de economie raakt in het slop. Mensen kunnen niet alles meer kopen, waardoor er ook minder geproduceerd wordt. Bij een afname van de productie worden er ook mensen ontslagen en de werkloosheid in de Verenigde Staten loopt op tot bijna 25%. De maatregelen van president Hoover werkten dit enkel in de hand en door de verhoging van de belastingen konden mensen minder kopen. Dit noemen we een afname in koopkracht. Als er dus een te grote afname van de koopkracht is, kan er te weinig verkocht worden en ontstaat er een aanbodsoverschot. Aan het einde van de crisis komen er wel uitkeringen voor bepaalde groepen mensen. Dit is een positieve uitkomst van de Grote Depressie.
De effecten op de bevolking bestonden dus uit de enorme verliezen van privévermogen, werkloosheidpercentages van wel 25%, afname van koopkracht. De positieve kant van de crisis van 1929 is het ontstaan van een systeem voor uitkeringen.